Steektrap: rechte trap zonder draai of gebogen delen.
Spiltrap: trap die om een centrale spil (verticale paal) loopt.
Wenteltrap: een rondgaande (gebogen) trap zonder spil.
Kwart trap: trap met een kwartdraai aan boven -en/of onderkant.
Bordes: platform bovenaan of midden in een trap.
Open trap: Trap zonder stootborden.
Stootborden: verticale plank of plaat tussen twee traptreden.
Trapboom of wang: zijkanten van een trap, waaraan of waarop de treden bevestigd worden.
Optrede: hoogteverschil tussen 2 treden.
Aantrede: horizontale afstand tussen 2 treden op de looplijn.
Looplijn: "ideale" looppad op een trap.
Weltrede: bovenste trede van een trap gelijk met vloer, vaak half zo breed.
Nultrede: 1ste trede gelijk met de verdiepingsvloer, voor trappen over meerdere verdiepingen.
Balustrade: een hekwerk / leuning langs een open vloerrand of trap.
Baluster: Verticale staander in een balustrade.
Handregel: De bovenste regel in een balustrade.
Tussenregel of knieregel: een parallel aan de handregel lopende regel.
Spijl: een verticaal profiel ter afsluiting van opening in een balustrade.